Het restaurant dat op martedì gesloten blijkt. Het parkeerbord dat aangeeft dat je daar op lunedì tussen 8.30 en 10.30 uur je auto juist niet mag neerzetten. In Italië zijn er genoeg situaties waarin je de dagen van de week graag uit je hoofd zou kennen. Daarom in dit artikel een aantal basiswoorden Italiaans op een rij – de dagen van de week, en de maanden van het jaar.

De dagen van de week
- lunedì – maandag
 - martedì – dinsdag
 - mercoledì – woensdag
 - giovedì – donderdag
 - venerdì – vrijdag
 - sabato – zaterdag
 - domenica – zondag
 
Bij de woorden lunedì t/m venerdì valt de klemtoon op de laatste lettergreep, -dì, waarop ook een accent geschreven staat. Dì is een ander woord voor giorno (dag), wat je ook terugziet in Buondì, een variant van Buongiorno (Goedemorgen).

De Italiaanse benamingen voor de dagen van de week zijn bijna allemaal ontleend aan de Latijnse benamingen. De Romeinen noemden de dagen naar hemellichamen: de zon, de maan en vijf planeten, Mars, Mercurius, Jupiter, Venus en Saturnus. Vijf van de Italiaanse weekdagen zijn daarnaar vernoemd:
- lunedì, van Latijn dies lunae, ‘dag van de maan’
 - martedì, van Latijn dies Martis, ‘dag van Mars’, god van de oorlog
 - mercoledì, van Latijn dies Mercurii, ‘dag van Mercurius’, god van de handel en winst
 - giovedì, van Latijn dies Iovis, ‘dag van Jupiter’, oppergod, god van de hemel en het onweer
 - venerdì, van Latijn dies Veneris, ‘dag van Venus’, godin van de liefde
 
Alleen sabato (zaterdag) en domenica (zondag) hebben een andere oorsprong:
- sabato, van Hebreeuws shabbat, rustdag
 - domenica, van Latijn dies Dominica, dag van de Heer
 
Tijdsaanduidingen
- il giorno – de dag [spreek uit: djor-noo]
 - la settimana – de week
 - il finesettimana, il weekend – het weekend
 - il mese – de maand
 - l’anno – het jaar
 - oggi – vandaag [spreek uit: ò-djie]
 - domani – morgen
 - ieri – gisteren [spreek uit: jee-rie]
 - la mattina, il mattino – de ochtend
 - a mezzogiorno – om twaalf uur ’s middags, om 12.00 uur
 - il pomeriggio – de middag
 - la sera – de avond
 - la notte – de nacht
 
De maanden van het jaar
- gennaio – januari [spreek uit: djè-na-joo]
 - febbraio – februari
 - marzo – maart
 - aprile – april
 - maggio – mei [spreek uit: ma-djoo]
 - giugno – juni [spreek uit: djoe-njoo]
 - luglio – juli [spreek uit: loe-ljoo]
 - agosto – augustus
 - settembre – september
 - ottobre – oktober
 - novembre – november
 - dicembre – december
 
In het Italiaans is het goed terug te zien dat de jaartelling oorspronkelijk in maart begon. Settembre was toen de zevende maand (sette = zeven), ottobre de achtste maand (otto = acht), novembre de negende (nove = negen), en dicembre was de tiende maand (dieci = tien).
					


