Je kunt het je bijna niet meer voorstellen, maar er is een tijd geweest dat Italië en de Italianen helemaal niet zo populair waren onder Nederlanders. Italianen die in de jaren vijftig en zestig naar Nederland emigreerden, werden vaak met wantrouwen bekeken, herinnert Luigi Pitzalis (1937) zich.
Als Italiaan in Nederland
Pitzalis kwam op zijn achttiende van Sardinië naar Nederland om in de Limburgse mijnen te werken: ‘In de weekenden ging ik altijd op pad om Sardijnen in andere steden op te zoeken. Zo was ik in Enschede in de periode dat er ongeregeldheden waren tussen Italianen en lokale bewoners (1961, red.). We gingen naar café Lendel, waar een bord op de deur hing waar in het Nederlands op stond dat Italianen niet werden toegelaten. We hadden een auto met een Belgisch kenteken, parkeerden die goed in het zicht, gingen naar binnen en bleven een paar uur. Pas toen we weggingen, zei ik: “Zien jullie wel dat Italianen zich best goed kunnen gedragen? Haal dat bord alstublieft weg.”’
De eerste migranten
Luigi Pitzalis is een van de Nederlandse Italianen die Daniela Tasca geïnterviewd heeft voor haar boek 1001 Italianen. De Siciliaanse, die zelf in 1989 met een Erasmusbeurs naar Nederland kwam en hier nooit meer is weggegaan, dook in de geschiedenis van de Italianen in Nederland: ‘Ik wilde laten zien dat de Italiaanse gemeenschap in Nederland veel diverser is dan de meeste mensen denken. Het zijn echt niet alleen pizzabakkers en ijsmakers.’

Weinig mensen zullen bijvoorbeeld weten dat de allereerste ‘Italische’ migranten bankiers waren, die zich aan het eind van de dertiende eeuw in onder andere Delft vestigden. Deze ‘Lombarden’, zoals ze genoemd werden (het Nederlandse woord ‘lommerd’ komt hier vandaan!), werkten als geldwisselaar, kredietverstrekker en belastingpachter. In de eeuwen daarna kwamen er ambachtslieden als schoorsteenvegers, barometermakers en terrazzowerkers naar Nederland, mijnwerkers en fabrieksarbeiders, maar ook architecten, musici, hoogleraren en – we zitten inmiddels in de jaren zeventig – politiek geëngageerde jongeren. En vergeet de ‘liefdesmigranten’ niet!
Niet praten in het restaurant
Voor haar boek, dat oorspronkelijk in het Italiaans verscheen, las Daniela Tasca alles wat er maar geschreven was over de Italiaanse migratie naar de Nederlanden. En als er over een bepaalde periode niets op papier stond, vergaarde ze informatie door met mensen te praten. Het leverde bijzondere verhalen op, die samen een beeld schetsen van het leven als migrant en de aanpassing aan het nieuwe thuisland. Zo was het sociale leven voor de Amsterdamse emeritus hoogleraar Vincenzo Lo Cascio (1935), die begin jaren zestig van Sicilië naar Nederland kwam, wel even wennen: ‘Wanneer je naar een restaurant ging, leek het wel of je op een kerkhof was, er klonk pianomuziek op de achtergrond en je hoorde het geluid van het bestek op de borden, maar voor de rest heerste er absolute stilte. Toen mijn ouders in 1969 overkwamen voor mijn promotie en we dat gingen vieren in een mooi restaurant in een oude molen, keek mijn vader me op een bepaald moment bevreemd aan en vroeg: “Mag ik hier eigenlijk wel praten?”’
Hollandianen
Inmiddels is Vincenzo Lo Cascio helemaal gewend, net als de meeste Nederlandse Italianen, of ‘Hollandianen’, zoals Paolo De Mas ze noemt. De Mas (1948), die, als zoon van een ijsmaker, opgroeide tussen Alkmaar en het Noord-Italiaanse Cadore, verwoordt het zo: ‘Het stemt me gelukkig dat ik de kans heb gehad op te groeien tussen twee horizonten, twee geschiedenissen, tussen de Nederlandse stad en de Italiaanse bergen, tussen dit drukke leven en la bella vita.’
1001 Italianen, vijf eeuwen immigratie in de Nederlanden, door Daniela Tasca, vertaling uit het Italiaans: Yond Boeke en Ada Duker, bewerking en eindredactie: Yond Boeke, uitgeverij Atheneum – Polak & Van Gennep, 2016. Je kunt 1001 Italianen via deze link bestellen bij bol.com
[FinalTilesGallery id=’114′]
					



