Het is winter, inverno in het Italiaans. Het seizoen van polenta, sleeën en wollen truien. Welke Italiaanse woorden moet je kennen in de winter?
Italiaanse woorden voor de winter
- l’arancia – de sinaasappel
- chiodo di garofano – kruidnagel
- cannella – kaneel
- zenzero – gember
- la polenta – typische winterkost, dit gerecht van maïsmeel, dat voornamelijk in het noorden van Italië wordt gegeten. Maar je komt het ook in bijvoorbeeld Bari en Foggia tegen, in de hak van Italië. De gefrituurde plakken polenta die ze daar als streetfood verkopen, worden sgagliozze genoemd
- la neve – de sneeuw
- il pupazzo di neve – de sneeuwpop
- fare l’angelo di neve – een sneeuwengel maken
- la slitta, lo slittino – de slee
- il ghiaccio – het ijs
- un maglione di lana – een wollen trui
- le guanti – de handschoenen
- abbigliamento a più strati – kleding in laagjes
- il freddo – de kou
- il letargo, il letargo invernale – de winterslaap
- Natale – Kerstmis
- Babbo Natale – de kerstman
- il presepe – de kerststal
- panettone – Italiaans kerstbrood met rozijnen en gekonfijte vruchtjes, een specialiteit uit Milaan
- la notte di San Silvestro – Oudjaarsavond; 31 december is de dag van San Silvestro, oftewel paus Silvester I, die op 31 december 335 overleed
- la Befana – oude vrouw die de avond voor Driekoningen cadeautjes langsbrengt voor brave kinderen